HOMBROICH (31012024)

Hombroich: ga het zien, vergeet het nooit, en vertel het niet verder is zowel de kop als de slotzin van een artikel dat op 16 augustus 2019 in het dagblad Trouw werd gepubliceerd. En dat verder vertellen is nu net wat ik van plan ben te gaan doen.... Hoewel het inmiddels gesloopte Nijmeegse Wilhelminaziekenhuis waar ik ben geboren zo'n beetje op loopafstand van de Nederlands-Duitse grens bij Wyler lag, ging ik en ga ik zelden tot nooit naar Duitsland. Waarom? De aversie tegen dat land en de Duitsers werd gelijk na mijn geboorte al doorgegeven met de moedermelk, dat vermoed ik althans, én omdat in die eerste jaren van mijn leven – het was niet al te lang na de Tweede Wereldoorlog - alleen maar over die rotmoffen werd gesproken als het over Duitsers ging en over wat er tijdens die oorlog zoal was gebeurd. Zo hadden mijn grootouders jarenlang onderdak geboden aan meneer van Gelder, de eigenaar van Kapokfabriek de Zwaan in Mook, waar mijn grootvader bedrijfsleider was, omdat die anders zou zijn opgepakt en afgevoerd en vergast omdat hij Joods was. Dat waren voor mijn grootouders uiteraard ook spannende jaren, want als dat door de Duitsers zou zijn ontdekt, had ik als enige kleinzoon waarschijnlijk nooit tijdens de schoolvakanties bij ze op de Javastraat 4 kunnen logeren en dan bij meneer van Gelder op het Sumatraplein een glas limonade te gaan drinken. Na meer dan eens aandringen ga ik nu dan toch maar mee om kennis te maken met Insel Hombroich in plaats van door stijfkoppigheid een mooie vriendschap om zeep te helpen.

De grens over bij Venlo en minder dan een uur later de auto parkeren naast één van de paviljoens van Kulturraum Hombroich en dan gelijk op ontdekkingsreis. Het landschap lijkt nogal op de Posbank aan de rand van de Veluwe zoals ik me die herinner uit de tijd dat mijn ouders in Arnhem woonden, vooral veel ruimte met niet al te veel bomen waar in het voorjaar de heide bloeit, een onregelmatig terrein, alles behalve parkachtig. Dat er weinig bomen staan, komt slecht uit op deze overdadig zonnige dag, die zo'n beetje de warmste dag van het jaar tot nu toe is, want er moet veel worden gelopen om volop van de kunst die er is te zien te kunnen genieten. Raketenstation Hombroich staat op vrijwel het eerste bord dat ik er tegenkom täglich 10 bis 18 Uhr. Intrigrerend, vooral omdat ik dacht kennis te gaan maken met een museumpark. Maar wat blijkt: het Belgische leger had hier net buiten Neuss am Rhein een legerplaats waar in 1967 in opdracht van de Verenigde Staten een raketbasis voor de NAVO was gebouwd. Die basis maakte deel uit van het West-Europese verdedigingsschild tegen een mogelijke aanval door de Sovjet-Unie, zeg maar een aan de 20ste eeuw aangepaste versie van onze vaderlandse 17e eeuwse Waterlinie. Met het geleidelijk ontdooien van de Koude Oorlog nam de dreiging dusdanig af dat de basis in 1988 alweer werd ontmanteld en in 1994 uiteindelijk zou worden doorverkocht aan Karl-Heinrich Müller. Met het geld dat hij als zeer succesvol makelaar - gespecialiseerd in industriegebouwen en terreinen - had verdiend, was Müller kunst gaan verzamelen. Zijn collectie was op een gegeven moment dusdanig uitgedijd, dat hij er een passend onderdak voor moest vinden. Dat begon in 1982 met de aankoop van de overwoekerde ruïne van een uit het begin van de 19e eeuw daterende villa en het bijbehorende park om er zijn project Stiftung Insel Hombroich van de grond te gaan tillen. Geleidelijk aan zou hij ook de naastgelegen percelen kopen met als verrassende afsluiting het terrein waarop voorheen het Raketenstation was gevestigd. In de tussenliggende jaren had Müller niet stilgezeten om zijn ideeën om te zetten in iets tastbaars, daarvoor hij de bevriende beeldhouwer Erwin Heerich ingeschakeld om een aantal ateliers voor beeldend kunstenaars en expositieruimtes voor zijn kunst te ontwerpen. Dat Heerich geen architect was, was geen bezwaar en, zo kan ik met eigen ogen zien, terecht!

Naast voor Heerich zelf was er onder meer voor Anatol Herzfeld, een andere kunstenaar uit de kring van Müller, een atelier gebouwd. Tot vandaag had ik nog nooit van beide kunstenaars gehoord, laat staan hun werk gezien. Een tekortkoming die, zonder het in de gaten te hebben, in minder dan een half uur wordt goedgemaakt, omdat bij wat ik zie geen bordjes staan met de naam van de maker of hoe het werk heet. Vrijwel gelijk na het begin van de wandeling ontmoet ik Herzfeld's prachtig tegen het zomerse groen afstekende cirkel van 27 strakke zitstoelen van Cortenstaal: das Parlament. Ietsje verder staan negen stoere mannen van datzelfde staal met een mooi bruin roestlaagje. Drie rijen breed en drie rijen diep. Strak in het pak, rechtop in de houding met de armen strak langs het lichaam en met een hoge hoed op het hoofd, geen wapen. Pas weer thuis ontdek ik dat dit de Eisenmänner van Anatol zijn. Mannen van staal.

wordt vervolgd