COLOMBIA – OVER AFRO'S, BOTERO, ESCOBAR & GARCÍA MÁRQUEZ - 41 (24082017)

Dinsdag 21 maart 2017 – Santa Marta – Neerlandia – Aracataca
Onderweg terug naar de grote weg rijden we door eenvoudige dorpen met zwarte inwoners, waardoor het net lijkt of ik even terug ben op het Afrikaanse platteland. Verder naar Aracataca, waar Gabriel José de la Concordia García Márquez op 6 maart 1927 in het huis van zijn grootouders werd geboren. Ronald probeert me te ontmoedigen met “dit is het originele station niet”, als ik bij het oversteken van het spoor bij het station wil stoppen. Zoiets zie ik zelf ook wel, maar ik heb er zo mijn reden voor: in het begin van zijn autobiografie reist GGM met zijn moeder naar Aracataca om het huis van haar ouders te gaan verkopen en kwamen zij aan op deze plek. Wat kan het mij schelen of dit een lelijk houten gebouwtje van rond 1950 is en niet het originele stationsgebouw uit Gabo's kinderjaren, zijn voetstappen liggen hier immers. Er stoppen geen personentreinen meer, er passeren alleen nog maar kolentreinen die onderweg zijn van de mijnen in de provincie Cesar naar de kolenterminals aan de kust. Zouden die bloedkolen vervoeren waarover in Nederland nogal wat te doen is geweest door de vredesorganisatie die voorheen Pax Christi heette? Steenkool waarmee een aantal vaderlandse kolencentrales worden gestookt en waarvan de opbrengst zou hebben bijgedragen aan gedwongen verplaatsing en moord en doodslag van de lokale bevolking om ervoor te zorgen dat de eigenaren van de mijnen – de verfoeide multinationals Drummond en Glencore – tijdens de nu vrijwel afgelopen burgeroorlog met de FARC ongestoord konden doorwerken? Vanwege die trein zitten er een aantal beveiligingsmannen op de bankjes voor het gesloten loket, zij sluiten de spoorbomen als de kolentrein in aantocht is en openen die weer als ie voorbij is. Ik ga op het bankje ernaast zitten mijmeren en kijk naar het beeld aan de overkant van de straat terwijl zo'n trein-zonder-eind langs dendert. Dat beeld is een eerbewijs aan Gabo, een opengeslagen boek met zijn eronder zijn foto. Op de ene pagina zijn naam, geboortedatum en sterfdatum, op de andere een tekst. Op het boek ligt een enigszins wulpse blote vrouw met een laken om haar schouder, ze is omgeven door gele vlinders. Het is de verbeelding van de hemelvaart van Remedios de Schone uit het boek Honderd jaar eenzaamheid.

Aracataca is aan het lunchen en/of siësta aan het houden, het Casa Museo Gabriel García Márquez en la Casa del Telegrafista zijn in ieder geval gesloten. Ik ga wat wandelen en kom op een treurig lelijke begraafplaats terecht waar op veel graven de namen en sterfdata er met de hand zijn opgeschreven met wat op een viltstift lijkt of een dun penseeltje en zwarte verf. De zon schijnt fel, het is warm, het is wat doods in Aracataca, toch wandel ik onverdroten verder en kom al doende onverwacht bij de vrijmetselaarsloge terecht. Mijn ondertussen al weer lang geleden overleden collega Pieter Hoekwater was nadat hij met pensioen was gegaan Vrijmetselaar geworden en hield mij met grote regelmaat op de hoogte van zijn progressie door de rangen: van zijn inwijding tot leerling via zijn bevordering tot gezel tot tenslotte zijn verheffing tot meester. Als tegenprestatie maakte ik foto's van de vrijmetselaarsloges die ik in Latijns-Amerika en in het Caribisch gebied tegenkwam en stuurde die dan naar hem toe. Hoewel ik zijn e-mailadres in het hiernamaals niet heb, is het een gewoonte die na zijn overlijden nog steeds een vast onderdeel van mijn reizen vormt. Zoals het Engelse spreekwoord zegt: Old habits die hard. Op de buitenmuur en buitengevel de vertrouwde vrijmetselaarssymbolen: van de passer en de winkelhaak, het alziend oog en de op de plek waar binnen de kansel stond uitgespaarde zespuntige ster der schepping. Op het met een ketting stevig afsloten roestige toegangshek van het iets meer dan honderd jaar geleden ingewijde gebouw staan de letters ALGD GADU, A LA GLORIA DEL GRAN ARQUITECTO DEL UNIVERSO, de afkorting waarmee de vrijmetselaars de schepper van hemel en aarde aanduiden. Het gebouw zelf ligt er totaal verlaten en verwaarloosd bij, abondonado zoals dat zo mooi in het Spaans heet. Ik klim over de muur en kom in de totaal verwilderde tuin terecht, de volgelingen van el Gran Arquitecto del Universo zijn duidelijk uit Aracataca naar elders vertrokken. De loge is helemaal leeggehaald, alles, maar dan ook alles is eruit gehaald en uitgesloopt. Op oude foto's zie ik naderhand hoe vertrouwd de loge was ingericht met de deels lichtblauw gesausde binnenmuren met symbolen, een sterrenhemel en tegen de achtermuur de kansel. En dan was er de plaquette waarop de namen van de fundadores, de oprichters, van de loge en hun graden waren vermeld. De meesten hadden de graden 1, 2 en 3, hetgeen volgens de in de blauwe vrijmetselarij gebruikte bouwsymboliek dus leerlingen, gezellen en meesters waren. Degene die me echt intrigeert is de eerst vermelde fundador Rámon D. Marás die graad 33 had, het hoogst bereikbare in wat in de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus de witte vrijmetselarij wordt genoemd. Aldus wordt de wachttijd bekort totdat Aracataca weer tot leven komt.

wordt vervolgd