COLOMBIA – OVER AFRO'S, BOTERO, ESCOBAR & GARCÍA MÁRQUEZ - 22 (26062017)

Vrijdag 10 maart 2017 – Popayán
Hij heet Alírio en is de huismeester die zijn hele leven al op de hacienda werkt, net zoals voor hem zijn vader, grootvader en overgrootvader. Zijn achternaam is Del Franco. “En mijn grootouders heetten León, zoals je weet gaven de eigenaren hun slaven dezelfde achternaam. Mijn Afrikaanse naam is geloof ik Okolo.” Hij opent deur na deur van de vertrekken van het huis, deuren die allemaal op de patio uitkomen. Oud meubilair, oude familiefoto's. De naaikamer waar de dames zich terugtrokken, de rookkamer waar de heren rookten, dronken en kaart speelden. Onder de kaarttafel staan twee kwispedoors, want er werd lang geleden wel op tabak gekauwd en dan moest het sap worden uitgespuugd, zoals de as en de peuken in een asbak gingen. Mijn grootvader Sipke de Groot pruimde tabak en had zo'n kwispedoor naast zijn luie stoel staan, zo herinner ik me opeens. De man is al meer dan 50 jaar geleden overleden. De historische rol die de hacienda heeft gespeeld, wordt op diverse plaatsen in het huis hooggehouden door de foto's van beroemde bezoekers aan de wanden, maar geen spoor van Simón Bolívar. “Die heeft hier nooit overnacht,” zegt Alirio heel stellig “die kwam op bezoek en ging daarna ergens in de stad slapen.” Een heel erg kleine plaquette in de eetkamer bevestigt dit min of meer: “EN ESTA SALA ….. – IN DEZE SALON LUNCHTE EL LIBERTADOR op 30 oktober 1826.”

Zo zijn er meerdere plaquettes met weinig woorden die voor zichzelf spreken. Zoals ”EN ESTE SITIO FUE DECAPITADO – HIER WERD DE SPAANSE COMMANDANT IGNACIO ASIN ONTHOOFD – 15 januari 1814.” Dat gebeurde tijdens de Slag van Calibío tussen troepen onder bevel van Antonio Nariño die voor de onafhankelijkheid van Colombia streden en koningsgetrouwe troepen waartoe Ignacio Asin behoorde. Hoewel die slag als “zeer bloedig” wordt beschreven, ziet het er op een schilderij van José Maria Espinosa nogal tam en statisch uit. Op weer een andere plaquette wordt de herinnering aan de familie Mosquera y Figueroa levend gehouden: Don Marcelino, de eerste eigenaar van de hacienda, Don Rafael, auteur van de Grondwet van 1843 en de met zijn dochter Sofia getrouwde Julio Arboleda die naast zijn bezigheden als slavenhouder, leidend politicus en journalist tijd over had om gedichten te schrijven en actief deel te nemen aan de burgeroorlog van 1860. Via de rooksalon, de salon met een grootformaat antieke fotocamera en de naaisalon, belanden we in de huiskapel. Volgens Alírio had de familie een eigen geestelijke in dienst, hoogstwaarschijnlijk een familielid. Die had op zijn beurt naast kost en inwoning als werkruimte de kapel met een mooi altaar dat werd ingewijd op 12 maart 1801. Het is opgedragen aan “SANCTA TRINIDAD, UNUS DEUS..... – HEILIGE DRIEËENHEID, GOD, ONTFERM U OVER ONS” en heeft op het centrale paneel een afbeelding van Maria met de zo te zien de net van het kruis afgehaalde Jezus. Een mooie Via Crucis ook op de wanden. In wat de sacristie was, zitten de Wijzen uit het Oosten in gemakkelijke stoelen, ligt Jezus in de kribbe, staan de herders en wat dies meer zij te wachten tot het weer Kerstmis wordt. Tenslotte lopen we om het gebouw heen, langs de slavendeur, de zijgevel van 50 meter en de voorgevel van 80 meter en zie ik hoe in de zijtuin een enorm grote partytent wordt opgezet voor de bruiloft van morgen.

Een fel geel – het zonnige geel van de nationale vlag – promotietentje langs de weg valt nogal op. Dat is er neergezet tijdens het bezoek aan de hacienda, want op de heenweg stond het er nog niet. Het blijkt een pop-up coffeshop van Café la Palma te zijn, waar een oogstrelende jonge vrouw in een strak afkledend niemendalletje van hetzelfde Colombiaanse geel de “tinto” serveert. De koffie die je hier licht of donker of soms er iets tussenin kunt bestellen. Ik heb zin in een “oscuro”, de donkerste en sterkste variant en daarna nog eentje. De zon schijnt, de zon prikt. Ik vraag Harold of dit de “sol de lluvia” is, de zon die een regenbui aankondigt. Daar ziet het inderdaad naar uit, dus snel door naar de Morro de Tulcán. Daar staat op de top een ruiterstandbeeld van de conquistador Sebastián de Belelcázar die over de door hem gestichte stad heenkijkt of neerkijkt en, wat mij betreft, symbolisch het pre-koloniale verleden ervan vertrapt. Want deze morro is geen natuurlijke heuvel, doch verbergt de resten van een traditionele piramide van de oorspronkelijke bewoners van de regio. Toen de conquistadores hier in 1535 arriveerden, hadden die de streek al verlaten en troffen de Spanjaarden slechts een ruïne aan. In de diepte ligt de markt waar ik vanochtend liep, vanuit de hoogte begint de regen te vallen. Hoogste tijd om naar het hotel te gaan en daar te wachten tot de deuren van het Museo Arquidiocesano de Arte Religioso na de lunchpauze weer open gaan.

wordt vervolgd