DAN MAAR NAAR SENEGAL EN SÃO VICENTE - 5 (28072016)

Woensdag 15 juni 2016 – Dakar – Île de Gorée
Het verkeer, dat op het eerste gezicht alle kenmerken van anarchie vertoont, is bij nader inzien best slim georganiseerd. Het draait allemaal om sterke zenuwen, het recht van de sterkste en de wens om schade te voorkomen. De handel tiert welig. Op de weg en langs de weg: winkels en winkeltjes, kramen en kraampjes of doodgewoon op de stoep of op het asfalt. Groenten, fruit, levensmiddelen, speelgoed, nieuwe en gebruikte kleding, haarextensies, alles voor de opmaak en potjes met crème om het haar te ontkroezen. Nieuwe en gebruikte sportschoenen, geklede schoenen en sandalen, tweedehands boeken, keukengerei, koffers, tassen en matrassen, planken om koranteksten op te schrijven, gebedskleden, aardewerk. En natuurlijk de traditionele apotheken met de gris-gris, de afhankelijk van het beoogde doel samengestelde talismannen of amuletten. Die bezitten magische krachten om je te beschermen tegen het kwaad, je rijk te maken of je de liefde of het werk te bezorgen waar je al zo lang naar op zoek bent. De busjes, veel witte maar nog veel meer bont beschilderde, die het openbaar vervoer verzorgen zijn half zo groot als een Europese stadsbus. Deze “cars rapides” stoppen zo vaak en zo onverwacht om passagiers in- of uit te laten stappen dat ze het overige verkeer voortdurend ophouden. Elders zou ik me daaraan kunnen ergeren, in Dakar biedt het de gelegenheid om op mijn gemak vanuit de auto het straatbeeld op te nemen. De geuren – meestal diesel – en de kleuren – meestal van de kleding en de hoofdbedekking van de vrouwen en meisjes.

Toen de Fransen aan het begin van de vorige eeuw hun koloniale hoofdstad van Saint-Louis naar Dakar verplaatsten – omdat bij Saint-Louis geen beschutte haven kon worden aangelegd – werden de overheidsgebouwen gepland en gebouwd in wat nu de wijk Plateau is. Er werd onder andere zo'n typisch Frans marktgebouw neergezet dat tot op de dag van vandaag diezelfde functie vervult: de Kermelmarkt. Ik ben meer geïnteresseerd in de architectuur dan in wat er wordt verkocht: binnen groenten en fruit, vlees en erg veel vis, als een buitenband er omheen liggen de kramen waar hebbedingetjes voor toeristen te koop zijn. Daaronder veel “antieke” houten maskers en beeldjes die op elke toeristenmarkt waar dan ook in Afrika worden aangeboden. Hoewel ik niet van plan ben iets te kopen, klets ik wel wat met de handelaren want ik wil er achter zien te komen of er bij de markt soms een “brievenschrijver” zit. In een land met veel analfabeten speelt zo'n man een belangrijke rol: hij leest tegen betaling een ontvangen brief voor en schrijft een antwoord. “Daarvoor moet je echt naar een postkantoor,” krijg ik als antwoord, “maar schrijven doen ze niet meer hoor, ze rammelen nu op het toetsenbord van een computer en schrijven e-mails!” Al weer een mooi traditioneel beroep dat aan het uitsterven is. Wie weet bestaan ze nog wel op het platteland, want volgens het World Factbook kan meer dan 40% van de bevolking ouder dan 15 jaar niet lezen en schrijven. Het is een thema dat aan de orde komt in het boek “Een lange brief” van Mariama Bâ, vandaar dat ik zo'n man in actie wilde zien.

Nee, mooie originele beeldjes zijn niet rond het marktgebouw te zien, maar in het IFAN – het Institut Fondamental d'Afrique Noire. Het gebouw in Soedanese stijl dateert uit 1930 en huisvestte tot 1936 de koloniale administratie van Frans West-Afrika, dat bestond uit Senegal, Mauritanië, Frans Soedan (nu Mali), Guinee Conakry, Ivoorkust, Niger, Opper-Volta (nu Burkina Faso), Togo en Dahomey (nu Bénin). Het IFAN werd in 1936 opgericht door Théodore Monod als Institut Français d'Afrique Noire, de eerste objecten werden verworven in de jaren 40 van de vorige eeuw, men begon echter pas met het exposeren van de collectie na de Senegalese onafhankelijkheid. Dat was in 1960. Terwijl de collectie zo'n 9.000 objecten zou omvatten, worden er slechts rond de 300 geëxposeerd in een opstelling die lijkt te zijn bevroren in de tijd. Ik ben de enige bezoeker van de schemerige benedenverdieping, waar prachtige stukken uit de voormalige Franse koloniën zijn te zien. Objecten die ooit dienst deden bij ceremonies, gebruiksvoorwerpen waren of een rol speelden bij traditionele religieuze rituelen. “Veel roofkunst hier,” bedenk ik achteraf, want de collectievorming begon in 1941 toen de Fransen nog heer en meester waren in hun koloniën. Het zou me zeer verbazen indien veel van de oorspronkelijk niet uit het huidige Senegal afkomstige voorwerpen destijds zonder enige dwang werden afgestaan. En dan word ik opeens afgeleid door de balafons en wordt al het andere even wat minder boeiend. Zo'n drie maanden geleden ontmoette ik de pikzwarte bakker van Laguna de Perlas aan de Nicaraguaanse Mosquito Coast die nieuwsgierig was naar zijn Afrikaanse wortels en mij vroeg uit welk Afrikaans land de marimba afkomstig was. Daar had ik toen geen antwoord op, nu zie ik dat een balafon erg veel op een marimba lijkt en dus best eens uit West-Afrika afkomstig zou kunnen zijn. Misschien bedoelde hij dat wel en misschien zijn zijn voorouders dus inderdaad via Senegal en de Cariben uiteindelijk aan de Mosquito Coast terecht gekomen. Best jammer dat ik deze ontdekking achteraf niet meer met hem kan delen.

wordt vervolgd