ROUTE LE CORBUSIER – 24 (02122014)

Dag 9 – Éveux – Couvent Sainte-Marie de la Tourette/ Saint-Dié des Vosges – Ets. Claude&Duval.
Pierre-Noël heet het vanalleswatmuseum van Saint-Dié. Door te vlug of te oppervlakkig te lezen dacht ik eerst zelfs dat het museum “Père Noël” heette, het Museum van de Kerstman. Het is gewijd aan regionale geschiedenis, ambachten en tradities en heeft daardoor een collectie waarin plaats is voor zowel beeldende kunst als archeologische vondsten, flora en fauna, traditionele ambachten, beroemde streekgenoten en natuurlijk dus ook voor het plan dat Le Corbusier maakte voor de naoorlogse wederopbouw van het stadje. Daarvoor zijn we hier uiteraard en beslist niet voor de nagebouwde vooroorlogse dorpswinkel of schoenmakerij, noch voor de bleekweide voor de witte was. We zijn hier enkel en alleen om de maquette van Corbusier's “Plan Directeur” te bekijken. Het wordt een deceptie: “die is uitgeleend en pas eind september weer terug meneer.” Uitgeleend, zo ontdek ik eenmaal weer thuis, aan het Museum of Modern Art in New York voor de grote overzichtstentoonstelling “An Atlas of Modern Landscapes” waar onder meer ook een nagebouwde Cabanon de Vacances is te zien. Als we dat van te voren hadden geweten.......... Teleurgesteld druipen we af en gaan op zoek naar een terras om wat nog rest van de dag te plannen. We komen terecht in de Rue Thiers en worden daar bijna spontaan depressief, het is het andere uiterste van wat Le Corbusier in gedachten had, doch net zo onvoorstelbaar. Het werd echter wel omarmd en uitgevoerd. Nog even de door Le Corbu genegeerde ministeriële richtlijnen aanhalen: “er moet rekening worden gehouden met de lokale cultuur en bouwtradities.” Met als resultaat een kaarsrechte straat, die op de gemeentelijke website wordt omschreven als “de slagader“ van Saint-Dié. Aan beide zijden lange “muren” van donkerrode tegels, grijs beton en ramen, bedrijfsruimtes op de begane grond, drie woonlagen erboven. De saaiheid druipt van dit stadje af tot en met van de “klaagmuur” aan de zijkant van het museum, een “panneau d'expression libre” waarop voornamelijk affiches voor festivals zijn aangeplakt. We hebben geen enkele reden om hier langer te blijven, in plaats van een juichend slotakkoord, dreigt onze Route le Corbusier als een nachtkaars uit te gaan. We drinken enige moed in en besluiten om richting Maasdal te gaan en morgen een deel van de Champagne Ardennen te gaan verkennen.

Dag 10 – Douaumont – Maasdal - Ligne Stratégique.
Saint-Dié – Nancy – Pont-a-Mousson richting Verdun. In Pont-a-Mousson moesten we erg lachen bij de begraafplaats vanwege het bordje “Verboden voor Honden” naast de ingang. Misschien kunnen Franse honden lezen of een verbodsbord herkennen, maar het was ons in ieder geval duidelijk dat men in deze gemeente niet wil dat honden een menselijke kluif opgraven. Het zo gewenste landelijk gelegen hotel liet opnieuw op zich wachten. Totdat eindelijk een reclamebord van Hotel Lac de Madine verscheen, dat bovendien was aangesloten bij de “Logis de France”, zoals vrijwel alle hotels waar we eerder tijdens deze reis verbleven. De afstand naar Verdun, dus de Maasvallei, bedroeg slechts 50 kilometer, een prima uitgangspunt voor de dag van morgen.

We zijn in een regio waarvan de aarde is doordrenkt met het bloed van gesneuvelde soldaten tijdens met name la Grande Guerre, de Eerste Wereldoorlog. Het ossuarium van Douaumont en de er omheen liggende erebegraafplaatsen met vele duizenden witte kruizen zijn er een bewijs voor. Het is bijzondere architectuur en een bijzonder monument dat een verzamelplaats werd voor de beenderen van ongeveer 130.000 niet te identificeren Franse en Duitse soldaten die in 1916 tijdens de Slag van Verdun het leven lieten. Een slag die bijna het hele jaar duurde en niets opleverde. Het enorme gebouw – twee vleugels die samen 137 meter lang zijn met in het midden een 46 meter hoge toren – zou een in de grond gestoken zwaard symboliseren. Aan de buitenkant kan je door kleine raampjes de knekels zien liggen, binnen wordt het zinloos sneven voor het vaderland tot een glorieuze dood gepromoveerd. In het souterrain is een kleine filmzaal waar een korte samenvatting van de Eerste Wereldoorlog inclusief de “Hel van Verdun” is te zien. Kort, omdat je in een half uur nauwelijks een behoorlijke samenvatting kan geven van vier jaar oorlog inclusief een veldslag die bijna een jaar duurde en waardoor 300.000 doden en vermisten waren te betreuren. Iedereen begon welgemoed en enthousiast aan de oorlog, die zou immers zo weer voorbij zijn? Als ik het donkere zaaltje na afloop uitloop, denk ik een docu over het grootste openluchtslachthuis in de geschiedenis van de mensheid te hebben gezien. De behoorlijk bloederige beelden van de Franse zwart-wit documentaire “le Sang des Bêtes”, die over het oude slachthuis van Porte de la Villette gaat, lijken opeens minder abject. In de het trappenhuis van de toren is een kleine expositie ingericht die nauwelijks iets toevoegt aan de beeldvorming over wat zich heeft afgespeeld. Het gezicht vanaf de galerij bovenin op de duizenden witte kruizen in glad geschoren groene gazons, zegt duizend keer meer.

wordt vervolgd