DE ANDERE PARIJSE ONDERGRONDSE (06072014)

Parijs is een stad met niet één, maar met twee ondergrondsen: de Métropolitain – kortweg “Métro” – en de Catacombes. Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik dit pas een paar jaar geleden ontdekte en dan nota bene ook nog eens dankzij CNN. Die zender zond in 2012 een rapportage uit die meer over “cataphiles” ging – mensen die illegaal het afgesloten deel van de catacomben “exploreren” – dan over het fenomeen zelf. Nog voordat het programma was afgelopen, had ik al besloten dat bij een volgend bezoek aan Parijs de catacomben hoog op de agenda zouden staan. En niet alleen bij mij zo ontdek ik als het eenmaal zover is. Omdat de rij wachtenden gistermiddag naar mijn smaak veel te lang was, zorg ik ervoor de volgende ochtend ruim voor 10 uur – de openingstijd – een nieuwe poging te wagen. Drie kwartier voordat de deuren opengaan sluit ik aan in een rij die even lang is als die van gisteren, alsof er in de tussenliggende 18 uren niets is gebeurd. Tot overmaat van ramp slaat het weer om: de temperatuur daalt voelbaar, het begint te waaien en te regenen. Net zoals in Buenos Aires bij een onverwachte regenbui het geval is, verschijnt er uit het niets iemand die vouwparapluutjes aan de man probeert te brengen. Met een zwaar Frans accent worden de “umbrellas” aangeprezen aan de buitenlandse toeristen, Fransen schijnen wat minder geïnteresseerd te zijn in hun ondergrondse erfgoed. Nadat het openingsuur heeft geslagen, komt er nauwelijks beweging in de rij doordat er slechts mondjesmaat bezoekers worden toegelaten. Ondertussen groeit die rij gestadig verder, er zijn maar weinig nieuwkomers die zich laten ontmoedigen door het aantal wachten dat er al staat. Tegen kwart voor elf heb ik de halve afstand tussen de plek waar ik anderhalf uur geleden aansloot en de ingang afgelegd en zie dan dwars door het daar gelegen parkje heen dat de rij wachtenden ondertussen twee keer zo lang is......

Veel van de wat oudere gebouwen in het centrum van Parijs, zoals de Notre Dame, zijn grotendeels gebouwd met wat er uit de steengroeven onder de stad aan bouwmaterialen werd gemijnd. Daardoor ontstonden ruimten en een gangenstelsel van bijna 300 kilometer dat, aangevuld met de door de natuur gevormde grotten, de catacomben zou gaan vormen. Maar daaruit bestaat de attractie niet, althans niet voor degenen met wie ik geduldig in de regen sta te wachten. Die werkelijke attractie is een gevolg van de overbelasting van de Parijse kerkhoven in de tweede helft van de 18e eeuw. Met name de onhoudbare stank en overlast die midden in de stad – ongeveer op de plaats die nu Châtelet-Les Halles heet – werd veroorzaakt door de massagraven van het kerkhof van Saint Innocent dat geen individuele graven had. In 1780 leidde dat tot een verbod om nog langer binnen de stadsgrenzen te begraven. Daartoe werden nieuwe begraafplaatsen aan de buitenkant van de stad aangelegd, zoals Père Lachaise en Montparnasse. Wie op een van de gesloten kerkhoven was begraven, werd “verhuisd” naar de ondergrondse ruimten even buiten de stadspoort die “Barrière d’Enfer – Poort van de Hel” heette vanwege het tolhuis daar dat stond aan het eind van de Rue d'Enfer. Meer dan 15 maanden lang werden tijdens de nachtelijke uren de stoffelijke resten van Saint Innocent met paard en wagen en onder begeleiding van biddende priesters naar hun nieuwe rustplaats vervoerd. Dat moet bizar gezicht zijn geweest. Onder de grond werden de anonieme botten en schedels niet en masse gestort, doch keurig – op bijna artistieke wijze - geordend gestapeld. Als dat karwei er op zat, werd er een steen voor geplaatst waarop stond van welk kerkhof de anonieme botten en schedels afkomstig waren.

11:44 is de tijd die staat aangegeven op mijn toegangsbewijs, na tweeënhalf uur wachten mag ik naar binnen én gaan afdalen naar de catacomben. Eindelijk. Een smalle spiltrap met 130 treden af, twintig meter, daarna lange smalle gangen – af en toe vochtig – die voor mij soms wat aan de lage kant zijn. Gebukt lopen dus. Soms een korte toelichting over de historie en de samenstelling van de Parijse ondergrond die voor een groot deel uit kalkzandsteen bestaat, fossielen, jaartallen, een code bestaande uit letters en cijfers die een aanwijzing zijn over de plaats waar men zich bevindt of waar de dichtstbijzijnde uitgang was/is. Maar het leukste vind ik de in de steen gehakte straatnamen, precies dezelfde als bovengronds. Het is allemaal best saai totdat er een ruimte wordt betreden waarin uit de zachte steen een miniatuur van het paleis in Port Mahón op Menorca en kort daarna de waarschuwing waarop ik heb gewacht: ARRÊTE! C'EST ICI L'EMPIRE DE LA MORT. De ingang tot het Dodenrijk, het ossuarium, het knekelhuis waar tussen de 6 en 7 miljoen Parijzenaars werden herbegraven. Een ongelooflijke ervaring. Een unieke hoeveelheid knoken en schedels die met heel respectvol zijn gestapeld en gerangschikt, schedels die soms een kruis vormen en dan weer als een soort boekenplanken tussen de scheen- en bovenbenen, onder- en bovenarmen liggen. Het gekke is, zo besef ik pas achteraf, dat er geen enkel bekken is te zien. Na 5 kwartier 83 traptreden naar boven en dan sta je daar zomaar weer in een lullige straat in een saaie buurt. Bovengronds welteverstaan.