CHILEENSE COLLAGES – 5 (09042012)

Zaterdag, 24 maart 2012 – Isla Magdalena – Punta Arenas – Puerto Natales. Pinguïns, tienduizenden pinguïns wonen op het midden in de Straat Magellaan gelegen eiland Magadalena. Het is een paar honderd meter lang en een paar honderd meter breed, kaal en winderig, 85 hectares groot. Op het hoogste punt staat een vuurtoren die werd ontworpen door de Brit George Slight, zo’n rood-wit-rood laag metalen torentje met een lichthuis erop. De lichten van de in 1902 in gebruik genomen vuurtoren zijn inmiddels al lang weer gedoofd, misschien wel om de vogels aan hun nachtrust toe te laten komen. Er is thans een informatiecentrum in gevestigd dat raar genoeg ’s ochtends om 8 uur al sluit, dat wil zeggen minder dan een uur nadat de eerste bezoekers aan wal zijn gaan. Bij het naderen van het eiland is het “gebalk” van de pinguïns al te horen, deze Magellaanpinguïns worden in het Engels dus niet voor niets Jack Ass pinguïns genoemd. Bezoekers worden geacht op het wandelpad te blijven en de pinguïns voorrang te verlenen bij het oversteken daarvan. De loopvogels leven in ondiepe holen en keren ieder jaar terug naar hetzelfde hol, de wintermaanden brengen ze in warmere noordelijke wateren door. Ze zijn monogaam en vinden na de migratie jaar in jaar uit hun partner terug door hun unieke stemgeluid. Ja, ja, men leert heel wat bij tijdens zo’n cruise. Parmantige dieren zijn het, die gewoon hun gang blijven gaan terwijl er meer dan 100 mensen hun territorium betreden. In groepjes lopen ze naar de zee voor het ochtendbad, anderen zijn bezig met het opruimen van hun hol, hetgeen is te zien aan het zand dat met een krachtige straal naar boven spuit. Weer anderen houden de natuurlijke vijanden op afstand, de agressieve skúas en grote zeemeeuwen. Een uur later zitten we aan de ontbijttafel terwijl het schip naar Punta Arenas vaart, het eindpunt van de cruise.

Het stadje doet haar naam eer aan (arena = zand). Bij het verlaten van de terminal komen we in een kleine zandstorm terecht, even later zien we dat langs veel straten hopen modder liggen, andere zijn bedekt met een laag drogende modder en afgesloten voor het verkeer. Inwoners met wie we een dag later lunchen vertellen dat een paar weken geleden, een uur nadat de rampenbestrijdingsdienst het sein “veilig” had gegeven, een hooggelegen rivier buiten haar oevers trad. Het water sleepte “een hele heuvel” mee naar het laag gelegen centrum dat aldus werd bedolven door een moddervloed. De ambtenaar die vond dat de bevolking met een gerust hart kon gaan slapen, is inmiddels ontslagen. De schoonmaakwerkzaamheden zullen nog weken duren. Alvorens op de bus naar Puerto Natalis te stappen, is er net genoeg tijd om met Francesca, onze gids, een korte stadswandeling te maken. Door de stad die in 1848 werd gesticht als een gevangenenkamp, net als Ushuaia aan de Argentijnse kant. We hangen wat rond bij “de Plaza” het centrale plein en het allesoverheersende pompeuze standbeeld van Magellaan dat boekdelen spreekt over het belang voor de stad van de door hem ontdekte zeestraat. Een erg stoere Magellaan trouwens, met op de sokkel aan beide zijden een autochtone inwoner aan zijn voeten. De grote teen van een van die twee glimt, want als je die kust kom je terug naar Patagonië zo wil het verhaal. Hetzelfde zou ook kunnen worden bereikt door calefatebessen te eten, hetgeen me stukken smakelijker lijkt. Rond het plein staan meerdere stadspaleizen, getuigen van de fortuinen die in het verleden werden gemaakt. In het Casa España, waarin voorheen van winkels tot een rolschaatsbaan en het theater Cervantes waren gevestigd, zit in nu zowaar een filiaal van de Rabobank! Wat heeft die bank nu in deze zuidelijke uithoek van de wereld te zoeken? In het ex-paleis ernaast het stadhuis, in weer een ander een hotel en een museum. De meeste hebben een vierkante uitkijktoren op het dak van waaruit, volgens Francesca, de heren hun zaken in de gaten konden houden. We lopen de kerk in, een vrouwelijk parochielid is vol overgave bezig de koperen sarcofaag van de eerste bisschop van het stadje te poetsen, een mannelijke collega stoft de via crusis af. Waar kom je zulke belangenloze toewijding nog tegen? Voor we een snelle hap mogen gaan eten, worden we meegesleept naar een mirador – een uitkijkpunt - vanwaar kan worden vastgesteld dat Punta Arenas inderdaad een stadje van niets is. Er is daar echter wel een slimme gozer gevestigd die tegen een redelijke vergoeding een richtingwijzer naar jouw deel van de wereld maakt en die vervolgens aan een paal nagelt. Zelfs de ING Bank heeft zo’n ding laten maken, er staat op dat het dichtsbijzijnde regionale kantoor is gevestigd in Gijon, in Spanje. Slechts 12.243 kilometer hier vandaan, maar hoogstwaarschijnlijk al lang gesloten.

Met de bus reizen we naar het een paar uur verder gelegen Puerto Natales. Na de bebouwde kom volgt het verlaten landschap van zuidelijk Patagonië met slechts heel af en toe een nederzetting, doch veel vaker een eenzame blauw-witte bushalte. Er “wonen” hier veel meer schapen dan mensen. Ik moet aan Zuid-Afrika denken, waar ik in de Karoo min of meer hetzelfde landschap zag, hoewel het klimaat daar stukken vriendelijker was en de wegen stukken slechter. De grote surprise komt aan het eind van de rit als we bij ons hotel arriveren: we gaan overnachten in een plaggenhut!

wordt vervolgd