NIEUWE KAAPSE KRONIEKEN - 5 (06042009)

Zaterdag 21 maart 2009. Het rudimentaire kaartje dat de gast na reservering van Oudrif ontvangt, is ruim voldoende. Kaapstad – Clanwilliam is een bekende weg, de volgende 50 kilometer zijn nog terra incognita. Uit ervaring weet ik echter dat verdwalen in Zuid-Afrika, zelfs zonder een GPS in de auto, vrijwel onmogelijk is. Hoewel ik het meer dan van harte eens ben met de pleiters tegen TomTom en voor het recht om te mogen verdwalen. Vandaag lukt dat alweer niet, hoewel ik zonder de aanwijzigingen van mijn gastgevers de afslag naar Papkuilsfontein – de naam van een onzichtbare boerderij - wellicht zou hebben genegeerd omdat het door een hek afgesloten pad de indruk wekt dat je niet verder kan of mag rijden. Op dat hek is een bord geschroefd waarop “Saaiplaas” staat. Zou dat “saai” van “zaaien” zijn of gewoon “saai” zoals in “saai”? Dat laatste lijkt me het meest toepasselijk. Een stoffig zandpad door een vrijwel onbewoond droog landschap met lage fynbos begroeing en af en toe een bergje. Acht en een halve kilometer rechtdoor, hek open, hek dicht. Bij het witte rotsblok rechtsaf, het pad nog eens zes en een halve kilometer volgen tot aan de zonnepanelen, daar het rechter pad volgen tot aan het toegangshek van Oudrif. Een kind kan de was doen. Ik dus ook.

Het einde van de zandweg, lijkt op het einde van de wereld. Je kan gwoonweg niet verder. Aan de voet van de helling waar je dan staat, ligt de vrijwel droge Doringrivier die alleen van rots naar rots stappend kan worden overgestoken – een “drif” is een oversteekplaats – om aan de andere oever tegen een vrij steil oplopende bergwand aan te kijken. Het is echter het begin, nou ja een beginnetje, van een alternatieve wereld waar duurzaam ondernemen op de eerste plaats komt. Volgens de eigenaren althans. Het idee voor Oudrif ontstond een jaar of tien geleden. Laat in de avond aan de dinertafel die ongetwijfeld rijkelijk voorzien was van alcoholische versnaperingen. Anders begin je toch niet aan zoiets? Of misschien juist wel, door de overmoedige stemming waarin iedereen verkeerde. De uitvoering heeft jaren in beslag genomen, het resultaat mag er zijn. Een aantal eenvoudige, maar best comfortabele “cottages” die zoveel mogelijk zijn opgetrokken met materialen die in de buurt worden aangetroffen: rotsblokken voor muurtjes, terras en paadjes, strobalen voor de muren en het dak. Eucalyptushout dat werd gekapt omdat die boom tijdens de koloniale tijd werd geimporteerd en tegenwoordig niet langer welkom is. Ter plekke gesneden riet voor de scheidingswanden. En met elders afgedankte kozijnen, deuren, toiletpotten en wasbakken. De energie, inclusief warm water, wordt geleverd door kleine zonnepanelen. Binnen kijk je tegen een strodak aan, een dik strodak dat waterdicht is gemaakt door het met een dunne waterafstotende laag af te smeren die een camouflage kleur heeft. Dat laatste zorgt voor het min of meer verdwijnen van de huisjes in het landschap.

Arriverende gasten moeten zich melden bij de “boma”, het centraal gelegen gemeenschapshuis. De enige plek met een keuken en een koelkast. Daar drink ik een paar koude biertjes en praat met Bill, een van de beherende vennoten. Er heerst absolute rust. Hij moet me van verre hebben horen aankomen. Geen wegverkeer, geen luchtverkeer, geen industrie, nauwelijks permanente bewoners. Geluid draagt hier ver. Er is evenmin veel vertier, maar daarvoor ben ik niet gekomen. Nee, het is veel te warm om vanmiddag rotstekening te gaan bekijken, dat zal tot morgenochtend moeten wachten. Hij raadt me aan een middagdutje te gaan doen of te gaan zwemmen. In de droge rivier? Hij wijst me waar nog water in de bedding staat dat een soort meertje vormt. Met een watervrije zak onder de arm klauter ik rivierwaarts. Er is niets en niemand te zien of te horen, geen andere gasten. Fantastisch! Er liggen wat kleine strandjes op de andere oever. Ik heb geen zwembroek bij me en voel me spontaan heel erg één met de natuur, stop al mijn kleren in de watervrije zak en zwem in mijn blote kont naar de overkant. Daar heeft het geen zin om de kleren weer aan te trekken. Een beetje lezen, een beetje zwemmen, lekker chillen in een niemandsland.

’s Avonds verplicht gezamenlijk eten in de boma. Bill kookt, Jeanine kletst. Zij, een uiterst prettig ogende dame, zal mij morgen mee de berg op nemem om rotskunst te gaan bekijken. In het donker wandel ik terug naar mijn cottage en ga op het terras met mijn rug op de vloer naar de hemel kijken. Dit gebied is een van de beste plekken op aarde om de sterrenhemel te bewonderen. Zo mooi heb ik het helaal nog nooit gezien. Voor het eerst van mijn leven vind ik het buitengwoon jammer dat ik zo weinig van de sterrenbeelden weet.

Zondag 22 maart 2009. Voor zevenen sta ik in de startblokken. Voor het eerst van mijn leven rotstekeningen van de San zien. Nee, ik wil niet eerst ontbijten of een kop thee, ik wil op pad. Jeanine neemt me, figuurlijk, bij de hand. We steken de bedding van de rivier over. In een dieper deel waar nog water staat, zijn otters onbezorgd een nest aan het bouwen. Berg op aan de andere oever. Inderdaad, dit moet je beslist niet in de volle zon doen. Jeanine, half zo jong, doet net of dit een vlakke polderweg is. Ze kijkt om, nog eens en past haar tempo aan. Ik wil die kunstwerkjes, die door de makers nooit als zodanig zijn bedoeld, graag bekijken, doch niet buiten adem!

wordt vervolgd