KAAPSE KRONIEK - 63 (10092008)

Zaterdag, 26 juli 2008. Elandsbaai blijft verborgen achter de horizon. Het dorp ligt alweer achter me als ik vanaf een heuvel achterom kijk. Bij een volgende wegkruising staat een eenzaam rotsblok met het toch wel handige bordje “MONTAÑA” ernaast. Ervoor staat een veel groter bord met informatie over flamingo’s. Er zouden hier in de delta van de Bergrivier broedpogingen zijn ondernomen, doch die zijn mislukt omdat flamingo’s in paniek raken door het minste of geringste geluid. Tekst en uitleg over Grote en Kleine Flamingo’s, hoewel alleen de laatste soort ter plaatse voorkomt. Jammer genoeg zijn ze in geen velden of wegen te bekennen. De weg buigt van de kust af. Merinoschapen in weiden waar een gouden glans van de oranje madeliefies overheen ligt. Op de volgende heuveltop zijn in de verte landerijen zichtbaar die de kleuren en de strepen van een bij hebben, de gele streep wordt gevormd door eindeloze stroken grasland die opnieuw vol staan met madeliefies. Gelukkig maakt de loop van de weg naar Lambertsbaai subiet een eind aan het opkomende overdosisgevoel. Iets dat mij in Zuid-Afrika met enige regelmaat overkomt door de overdaad aan natuurschoon.

Een T-kruising. Ik wil via Lambertsbaai naar Clanwilliam rijden, het bord zegt dat ik zowel links- als rechtsaf kan slaan. Omdat ik zonder kaart en op het gevoel rijd, sla ik linksaf naar de kust toe. Verdomme, na een paar kilometer houdt het asfalt op. Ik weet dat ergens in dit gebied zout wordt gewonnen, de weg zou over privetérrein lopen, er zou tol worden geheven. Voor dit soort rotweg? Zonder een tolhuisje te zien, bereik ik Lambertsbaai. Nog 50 kilometer naar Clanwilliam, nog 115 naar mijn eindbestemming voor vandaag. De weg loopt door het Sandveld, een regio waar enorme hoeveelheden aardappelen worden geteeld en waar de bevolking zeer koppig zou zijn. Dat las ik althans in een boek van Etienne van Heerden. In de omgeving van het dorp met de intrigerende naam Skurfkop liggen schurftig beplante akkers waarop zo te zien slechts verdroogde struikjes staan. Het zegt me even niets. Na Skurfkop begint de weg flink te klimmen, op het hoogste punt zie ik in het dal aan de andere kant de stuwdam van Clanwilliam liggen. Het stuwmeer midden in de Olifantsrivier barst haast uit haar voegen door de vele regen van de afgelopen weken.

Vol verwachting klopt mijn hart als ik de weg naar “Olifantsrus” insla. Volgens Johannes en Anyas - de eigenaren - ben ik onderweg naar een “lifestyle venue”, waar ik zal worden verwend met hun gastvrijheid en kookkunst. Het tweetal heeft over de hele wereld achter bar, in restaurants en in de keuken gewerkt en is kort geleden een eigen bedrijf begonnen waar alles anders zal zijn. Ze willen niets te maken hebben met de gangbare kuddementaliteit in deze bedrijfstak. Nou dat wil ik dus wel eens meemaken. Gastvrijheid? Kuddementaliteit? De ontvangst steekt inderdaad nogal schril af bij wat ik tot op heden toe heb ervaren. De receptie zit op stevig slot. Na wat heen en weer geloop ontdek ik dat de arriverende gast het ontvangstcommitee dient te verwittigen van zijn aanwezigheid. Gelukkig heb ik een mobiele telefoon bij me. Even later installeer ik me in een zeer lullig ingerichte kamer “wij zijn nog bezig met het opnieuw inrichten” met een lullige draagbare televisie uit grootmoeders tijd “de toestellen met grote platte schermen komen binnenkort”. Enzovoort. Een heel andere “lifestyle” dan ik me had voorgesteld, niet echt de mijne. Een flinke afknapper.

“Olifantsrus” is gevestigd in een voormalige boerenwoning die midden in de sinaasappelgaarden staat. Anyas meldt dat ik het restaurant vanavond helemaal voor mij alleen zal hebben! Alle andere gasten behoren tot een groep kanovaarders die de Olifantsrivier zijn komen afzakken en vanavond elders een braai hebben. Het open haardvuur brandt, de tafel voor de eenzame eter staat er recht voor. Keurig gedekt, brandende kaarsen, mijn eigen wijn. Muzak op de achtergrond. Frank Sinatra en Eartha Kidd kreunt speciaal voor mij “Hey Jacques, have you seen Louis”. Kudu – en springbokcarpaccio, gerookte ham en zelfgebakken olijfbrood vooraf. Een veel te goed begin. De gastvrouw bedient en vertelt dat ze uit Corsica komt en dat ze daar in september met Johannes gaat trouwen. “Voor de eerste keer?” vraag ik nieuwsgierig. “Ja, voor de eerste keer” beaamt ze. Daarna kletsen we over de wijn die ik heb meegbracht – Shiraz-Malbec - en dus over Buenos Aires waar ik de Malbec heb ontdekt. De hoofdschotel volgt. Er wordt me een enorme portie ossobuco op een bedje van aardappelpuree voorgeschoteld. Smakelijke winterkost die zwaar op de maag ligt. Nu is het de beurt aan Johannes – die de keuken bestiert - om een praatje met de eenzame eter te maken. Hij is in Citrusdal geboren en op zijn achttiende weggegaan om Engels te leren. In deze gesloten Afrikaander gemeenschap werd die gehate taal op school niet onderwezen! Het toetje – crème brulée - is licht, de koffie zoals het hoort.

Zaterdag, 26 juli 2008. ‘s Nachts is het hard gaan regenen, het ziet er niet naar uit dat het spoedig zal ophouden. Zo valt mijn plan in het water om via het Koude Bokkeveld terug naar Kaapstad te rijden en de daar nu bloeiende bloemen te bewonderen. Tijdens het ontbijt onthult Anyas dat die dorre bosjes die ik gisteren zag rooibosplantages zijn. Daar wordt niet alleen thee van gemaakt, maar ook de jam die op tafel staat. Op het vriendelijk verzoek om aan de enquette “Help ons de kwaliteit van ons guesthouse te verbeteren”, ga ik liever niet in. De ruimte voor “wat kan worden verbeterd” is veel te klein voor mijn weinig opbeurende commentaar.

wordt vervolgd