KAAPSE KRONIEK - 44 (29052008)

Zondag, 11 mei 2008. Somberheid troef, ’t is een grijze ochtend. Het weer is enorm veranderd tijdens de twee weken buiten Kaapstad. Sinds ik terug ben verschuilt de Tafelberg zich onder het laaghangende wolkendek. De temperatuur is bovendien behoorlijk afgekoeld. “Blijft dat zo?” vraag ik mijn collega’s. “Tot begin september” is hun weinig opbeurende antwoord. Je zou er depressief van worden, iets waarvoor ik gelukkig niet in de wieg ben gelegd. Dus gewoon op pad alsof er niets aan de hand is. Naar Tulbagh, een stadje gelegen in een vallei die zo’n 350 jaar geleden voor het eerst door de mannen van de VOC werd verkend. Gouverneur Willem Adriaan van der Stel, de zoon van de grote Simon, noemde de streek “het Land van Waveren” ter ere van de grootouders van zijn echtgenote. Tulbagh werd in 1743 gesticht en vernoemd naar Rijk Tulbagh – zo ging dat destijds in de vaderlandse kolonieën - die op zijn beurt van 1751 tot 1777 gouverneur van de Kaapkolonie was, hij zou de eerste wijnstokken in de vallei hebben geplant. Het stadje organiseert ieder jaar in het eerste weekeinde van april het festival “Tulbagh goes Dutch” een “Nederlands weekeinde” om die koloniale jaren vooral niet te vergeten. Bitterballen, Indische rijsttafel, haring, stroopwafels, drop, enzovoort. Typisch expat heimweevoedsel, niets voor mij.

Door het Swartland en de Nuwekloofpas rijd ik richting Tulbagh. Volgens het waarschuwingsbord voor vallend gesteente, een weg die vandaag niet geheel zonder risiko is: “High Risk When Wet. Use At Own Risk”. Om het argument kracht bij te zetten, is er aan de voet van de bergwand eerder gevallen gesteente in wat beton gegoten. Aan de andere kant zit een bobbejanenfamilie op de vangrail toe te kijken. Te wachten op de trein die in de diepte rijdt of op het moment dat er losgeraakte stenen op een passerende auto vallen? Wellicht is dat wel hun vertier op een regenachtige zondag. Zoals zo vaak in de omgeving van Kaapstad, doemt er bij het uitrijden van de kloof een wonderschone vallei op en na een paar kilometer het wat doodse stadje. Links beneden, aan het begin van de Kerkstraat, de mooie in Kaap-Hollandse stijl gebouwde kerk, de meeste huizen langs de straat idem ditto, aan het einde de fraaie voormalige pastorie! De VVV meldt trots dat aan de Kerkstraat meer originele Kaap-Hollandse, Edwardiaanse en Victoriaanse huizen staan dan aan enige andere straat in Zuid-Afrika. In de gevel van de kerk staat het jaartal 1795, het begin van de bouw in 1743 wordt aangemerkt als jaar waarin Tulbagh werd gesticht. Voor veel huizen staat een groen bordje met korte uitleg over het huis en de naam van de sponsor: “Consulaat-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden”. Met historisch besef besteed vaderlands belastinggeld in een alles behalve armlastig dorp.

De kerkgebouw is een echt mooi voorbeeld van de bouwstijl van toen. Renaissance klokgevel, een met riet gedekt dak, een vrijstaande kerkklok aan de zijkant. De kerk, die nog maar zelden als zodanig wordt gebruikt, heeft tegenwoordig een museumfunctie maar de deuren zitten op zondag uiteraard stevig op slot. Op het kerkhof ontdek ik een grafsteen “Ter Gedachtenis aan onze dierbare ouders W.W. Theron en A.H.M Theron”. Zouden dat de ouders of grootouders zijn van Danie Theron, een oorlogsheld uit de Tweede Boerenoorlog? Het huis waar hij heeft gewoond, staat halverwege de Kerkstraat. Er tegenover een lege sokkel waarop zijn buste moet hebben gestaan. De plaquette hebben de beeldenstormers laten zitten of gewoonweg vergeten: “Kommandant Daniel Johannes Stephanus Theron. Baasverkenner en rapportryer tydens tweede vrijheidsoorlog. Gebore op 9-5-1872 te Tullbagh. Woonachtig in Kekrstraat 21. Gesneuwel 3-9-1900 naby Potchefstroom. Dapperste onder de Dapperes.” Dannie was de bedenker en oprichter van het TVK – Theron se Verkenningskorps. Soldaten in het Boerenleger die op de fiets de vijandelijke troepenbewegingen en linies verkenden, berichten tussen de legereenheden vervoerden en bezorgden en aanslagen op de vijand pleegden. Spionnen en postbodes De Britse bevelhebber noemde Theron “de hardste doorn in het vlees van de Britse opmars”. Beslist een groot compliment voor een als onderwijzer begonnen advocaat. Pittoresk dorp dat wel, maar o zo doods. Er valt veel te veel regen om de straat op te gaan.

Door het Land van Waveren, de Breedekloof en over de DuToitskloofpas terug naar Kaapstad. Een flinke omweg, die voor een groot deel over wegen gaat die ik nog niet ken. Het volgende dorp heet Wolseley. Een triest plattelandsdorp met aan de buitenkant, naast de rivier vol grote keien en weinig water en de spoorlijn, een blockhouse. Alsof ik de frontlijn van de Boerenoorlog aan het verkennen ben. Via de achterdeur ga ik de Breedekloof binnen en passeer voor de zoveelste keer het ene wijngoed na het andere: Lateganskop, Bergsig, Botha – familie van P.W. en Pik? Grote boerderijen waar de eigenaar in een riant bemeten huis woont en de arbeiders op het achtererf in mini twee-onder-een-kapjes, de arbeidershuisjes. Opeens zie ik bij zo’n klassieke Kaap-Hollanse boerderij iets waar over ik heb gelezen, maar niet eerder heb gezien: een slavenklok. Een bel opgehangen tussen twee pilaartjes – net zoals de kerkklokken bij de oudere kerken - die werd geluid om de arbeiders in het veld te laten weten dat het schafttijd was of dat de werkdag erop zat. Langs de DuToitskloofpas stort het regenwater aan alle kanten van de in de wolken hangende bergen. Het is net of een onzichtbare hand fruit aan het uitpersen is op een handers. Minutenlang sta ik op een verlaten parkeerplaats naar het lawaai van het vallende water te luisteren én tegelijk naar de fantastisch mooie stilte die er heerst.

wordt vervolgd