INVITAD0 (23112006)

Sinds kort zit ik in de ruilhandel. In ruil voor het delen van mijn ervaringen in West-Afrika, en speciaal die met de Yoruba godsdienst, praat een Dominicaanse antropologe mij bij over voodoo in Haďti en in haar vaderland. Daarnaast praten we veel over de zichtbare en hoorbare invloed op de lokale cultuur en geloof van door Afrikaanse slaven naar de Cariben meegebrachte gebruiken en rituelen. De antropologe is tot haar verdriet nog nooit in Afrika geweest, terwijl ik er lang heb gewoond. Daarom moet ik af en toe als “invitado” – zo stelt zij me voor - met haar mee naar een cultureel evenment om die invloed met eigen ogen te bekijken en van commentaar te voorzien. Iets dat ik zonder morren doe. Ik zou wel gek zijn, want zij opent deuren die voor mij niet eens op een kier open zouden gaan. Zo krijgen mijn sluimerende herinneringen aan Afrika onverwacht nieuw leven ingeblazen.

Zodoende zitten we in een comfortabele touringcar die ons van Santo Domingo naar Santiago de los Caballeros brengt. Daar wordt, om zijn honderdste geboortedag op gepaste wijze te herdenken, een grote overzichtstentoonstelling van het werk van de schilder Yoryi Morel (1906 – 1979) geopend. De bus zoeft over de weg, de langste behoorlijk geasfalteerde vierbaansweg van de Dominicaanse Republiek. Er worden hapjes geserveerd en water en frisdrank, terwijl de gastheer nota bene de grootste bierbrouwer van het land is! De antropologe legt uit dat men wil voorkomen dat er vooraf te veel wordt ingenomen en dat gasten lichtelijk aangeschoten arriveren. Iets dat in het verleden wel eens is voorgekomen. We rijden door de Cibao, de bergachtige geboortestreek van Morel, waar landbouw de boventoon voert. Hier geen eindeloze suikerrietvelden, zoals aan de zuidkust, maar boomgaarden met citrusvruchten, rijstvelden, bananenbomen. De flamboyantbomen, die in juni nog vol zaten met vurig rode bloemen, zijn helaas uitgebloeid. De hoge palmbomen steken af tegen de avondhemel, de toppen van de bergen verschuilen zich in de laaghangende bewolking.

De regering heeft Yoryi Morel voor de gelegenheid tot “pintor nacional” verheven, een kleine moeite. Veel meer moeite is er gedaan door het Centro León, dat is opgericht en wordt bekostigd door de familie León Jimenes die rijk is geworden dankzij de productie en verkoop van tabak en bier. Zowel de schilder als de gefortuneerde familie zijn afkomstig uit Santiago, de tweede stad van het land. Twee jaar voorbereiding, veel onderzoek, restauratie, een catalogus die ten onrechte wordt aangekondigd als een “catalogue raisonné” maar desondanks zeer de moeite waard is. Dankzij de antropologe, die projectwerk voor het Centro heeft gedaan, sta ik hier tussen de beau monde en de bohemiens die geen moer met Afrikaanse gebruiken hebben te maken. Toespraken, schouderklopjes, eerbewijzen, dankwoorden. Morel word opgehemeld en “schilder van de dominicanidad - de nationale identiteit” genoemd. Ik doorsta het allemaal om zijn hier verzamelde oeuvre te mogen bewonderen.

Morel was een chroniquer die kronieken schreef met zijn penselen. Kronieken over het landschap en het dagelijks leven van de arbeidersklasse in de Cibao. Kronieken over volksfeesten, hanengevechten, processies en muziek. Kronieken over noeste arbeid en de stad bij nacht. Ontelbare “lavanderas – wasvrouwen” onderweg van of naar de rivier met in een laken gepakt wasgoed op het hoofd of aan de was. Op de voorgrond of klein in het landschap of voorover gebogen in de rivier. Alle die wasvrouwen zijn van Afrikaanse afkomst, het zouden net zo goed beelden van het Afrikaanse platteland kunnen zijn. Veel landschappen. Met bloeiende flamboyanten, met hoge palmbomen, blauwe en groene bergen, rivieren, stroompjes, eenvoudige onderkomens die zijn gemaakt van boomstammen of stokken met daken van palmbladeren of gras. Zou er 50 of 60 jaar later nog steeds in de rivier worden gewassen? De vader van de conservator die de tentoonstelling heeft gemaakt, bevestigt dat. “En hanengevechten?” Alvorens te antwoorden wil hij eerst weten waar ik woon. “In Santo Domingo zijn er iedere zondagmiddag om 2 uur hanengevechten bij Kilometro Neuve.” Volgens de antropologe “Aleen voor mannen, er wordt zwaar gewed” als ik voorstel om er eens naar toe te gaan.

Bij de informatiebalie van het Centro loop ik Yoryito, de zoon van Yoryi Morel, tegen het lijf. Hij wil een catalogus, ik ben op zoek naar de persmap. We vangen beiden bot. Gelukkig heb ik, net voordat ze op waren, mijn catalogus veilig kunnen stellen. “Ze noemen mijn vader de Dominicaanse van Gogh” vertelt Yoryito trots nadat ik hem heb bekend uit Nederland te komen. Ik kom niet veel verder dan zielsverwantschap. De landschappen zijn kleurrijk, een paar stillevens met bloemen en een portret hebben inderdaad van Gogh trekjes. Een volgeling, meer niet. Als “invitado” dien ik me echter te gedragen en gooi het gesprek over een andere boeg. “Dit is de tweede tentoonstelling die ik van je vader´s werk zie waar naast de entree grote doeken hangen met enorme rode flamboyanten en zwarte wasvrouwen bij een rivier. Het is een beeld van de Dominicaanse Republiek dat me altijd zal bijblijven”. Hoewel 100% gemeend, wil ik mijn woorden gelijk weer inslikken. Yoryito, net als senior kunstschilder, glundert. “Ik heb thuis drie van zijn schilderijen met flamboyanten, die zal ik voor je kopiëren. Dan heb je een blijvende herinnering aan ons land!” Ik bedank hem voor zijn aanbod en probeer beleefd te weigeren. Mijn woorden zijn tegen dovemansoren gericht. Ik houd helemaal niet van namaakkkunst. Alsof hij gedachten kan lezen zegt Yoryito “ik heb een apparaat, dat ervoor zorgt dat het exacte kopieën zullen zijn”. Er zit voor deze invitado niets anders op dan gelaten te wachten op het bericht dat de doeken kunnen worden afgehaald.