SANTA FE - 3 (02072005)

De laaghangende mist zorgt ervoor dat de dag spectaculair mooi begint. Het is een nationale feestdag waardoor er ’s ochtends vroeg haast geen verkeer op de weg is en dus alle gelegenheid om met volle teugen te genieten van wat de natuur te bieden heeft. Kort na achten komt de zon op die gelijk begint de mist te verdampen. Totdat het zover is, hangt er goudgerand diffuus licht om ons heen. Door de mistflarden heen zien we soms koeien en paarden grazen. Na een kilometer of vijftig trekt de mist op. Het is net alsof we ergens in Afrika rijden. Overdadig groen, brede rivieren die meanderend hun weg naar de Paraná rivier zoeken. Kano’s met half blote Afrikanen die hun netten in het water werpen ontbreken, hier wordt met de hengel vanaf de oever gevist door dik aangeklede mensen. Niet veel later vrijwel leeg en ongecultiveerd land dat zo uit de savanne zou kunnen zijn getransplanteerd. Verderop waterhyacinten, de plant die bij toeval vanuit Zuid-Amerika in Afrika terecht kwam en daar nu rivieren en meren verstikt. Het duurt veel te kort. Van het ene moment op het andere rijden we weer tussen de strak georganiseerde akkers en is de mooie dagdroom voorbij.

Ons reisdoel zijn de akkers waarop kort geleden is begonnen met de experimentele teelt van witlof. Dat wil zeggen het kweken van het basismateriaal, de pennen. Pas tegen het eind van het jaar of misschien wel later, worden die pennen vele honderden kilometers naar het zuiden in een koelcel in bakken met water gezet en aldus aangemoedigd om witlof te spruiten. Als enige witlofkweker van het land probeert mijn reisgenoot de Argentijnen nieuwe eetgewoonten bij te brengen. Soms mag ik met hem mee en begin zodoende de beginselen van de witlofteelt op te pikken. Het is stervenskoud op het land, een graad of zes, zeven. Zelfs dik aangekleed is het doorbijten geblazen. Heerlijk om over de akkers te struinen en te zien hoe eenvoudig het schijnbaar is om voedsel voor verwende stedelingen te produceren. Ofschoon zo’n witlofplant er voor mij als leek bijna net zo uitziet als een paardebloem - lange wortels in de aarde en gekrulde puntige blaadjes erboven - smaakt het eindproduct oneindig veel beter. Ietwat bitter en knisperend, als rauwe witlofsalade. Of gekookt, zoals mijn grootmoeder het vroeger bereidde. Les endives de ma grand-mčre, verrukkelijk!

Na de inspectie van de velden gaan we terug naar het Archeologische Park dat is gevestigd op de plek waar de stad Santa Fe de la Vera Cruz eerst was gevestigd. De ontvangst is zeer gemoedelijk. We worden ondervraagd. Waar komen we vandaan? Uit Buenos Aires. Zijn we speciaal hier naar toe gereisd voor het museum? Nee dus. De toegangsprijs is 50 centavos, ongeveer 15 eurocenten, niet per persoon, maar per groep. Genereus als we zijn, betalen we het per persoon. Een aardige mevrouw geeft uitleg over Santa Fe la Vieja. Waarom er in een dorp van niets op bijna iedere straathoek een katholieke orde een kerk en een klooster moest bouwen, zal ik nooit begrijpen. Wat ik wel begrijp is dat de stad op de verkeerde plaats lag. Overstromingen zorgden ervoor dat men maandenlang niet kon communiceren met de rest van het Spaanse koloniale rijk, niet zo handig. De stad werd daarom verplaatst en een stuk verderop herbouwd. Men gebruikte hetzelfde stratenplan zodat iedereen gewoon op dezelfde plek in het nieuwe Santa Fe kon gaan wonen. Slimme jongens die Spanjaarden.

In 1949 werden de resten van de verlaten stad ontdekt. Toen de archeoloog Dr. Agustin Zapatta Gollan er via oude documenten achter kwam dat het historische centrum van de nieuwe stad dezelfde plattegrond had als de oude, kon hij zeer gericht gaan graven. Zo kon eveneens worden vastgesteld dat de rivier in de loop der eeuwen een flink stuk van de oude stad had weggespoeld, waaronder drie van de zes kerken en het huis van de stchter van Santa Fe, Juan de Garay. Dat was een zeer actieve stedenstichter. Zo was hij ook betrokken bij de stichting van Santa Cruz de la Sierra in Bolivia en de tweede stichting van Buenos Aires in 1580. Een man aan wie ik ruim 400 jaar later grote dank ben verschuldigd. De verhuizing van het oude naar het nieuwe Santa Fe duurde 10 jaar en verliep zeer gedisciplineerd. Alles dat enigszins bruikbaar was verhuisde mee, waardoor alleen de rotzooi die niemand toen meer wilde hebben, werd opgegraven. Erg veel scherven van huishoudelijk aardewerk en aardig wat mooi gedecoreerde dakpannen.

In een uithoek van het park staan de resten van een grote kerk en van wat huizen. Over de resten van de opgegraven gebouwen heen is een soort lichtgewicht fabriekshal gebouwd. Een lichtmetalen constructie met een dak van lelijke plastic golfplaten en, zo te zien, wanden van asbest. Van het huis van Juan González de Ataide zijn alleen de fundamenten en stapels scherven van dakpannen over. Zijn familiegeschiedenis is echter goed onderzocht en is op de wand te lezen. In de kelderruimte van de voormalige Franciscaner kloosterkerk liggen de skeletten van hen die daar werden begraven. De kerkvloer is verdwenen, het ziet er grauw en grijs uit. De doden hebben ze destijds dus niet mee verhuisd, hetgeen mijn theorie bevestigt dat alleen wat bruikbaar was is meegenomen.

Tijd om terug te gaan naar Buenos Aires. We rijden in minder dan tien minuten door het nieuwe Santa Fe. Daarna de snelweg weer met aan beide kanten die eindeloze groene vlaktes. Naarmate de reis vordert, zien we steeds minder auto’s van modellen die nergens meer worden geproduceerd: Ford Falcon, Renault 4, Fiat 500, Lelijke Eenden met 2 én zelfs 3 CV. Van de ene benzinepomp naar de volgende. Koffie, krant, benen strekken. We kopen sinaasappelen zo van de boom en verse honing voor thuis. Om daar de herinnering aan Santa Fe nog een week of wat te kunnen proeven.

slot